e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandeldrager vaandrig: vaandrig (Paal) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars vaars: vēǝs (Paal), vaarsje: vē̜i̯ǝskǝ (Paal) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen indoen: endǫwn (Paal) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader).  voar (Paal) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie schede: sxē (Paal), vazel: vǫu̯ǝzǝl (Paal) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valhoedje valhoed: valhowt (Paal) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vals spelen brodden: bròdə (Paal), foetelen: foetelen (Paal) Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)] || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler brodder: brodder (Paal) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van de leg afraken niet leggen: (de kippen) lęŋǝ nęi̯ (Paal) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van hoge afkomst van hoge afkomst: van hoege afkoomst (Paal) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2