26585 |
velkanten |
vijlkanten:
vijlkanten (K357p Paal)
|
De groeven versmallen. [N O, 34g]
II-3
|
26244 |
velling |
litsen:
litsen (K357p Paal)
|
De houten velg van het aswiel waarin de kammen gemonteerd zijn. Zie ook afb. 49. De velg bestaat in het algemeen uit verschillende delen. De meervoudige woordtypen als velgstukken, slijtstukken en litsen duiden daar dan ook op. Ook kunnen er een voorvelg en een achtervelg zijn aangebracht. Rond de buitenomtrek van de velg wordt soms een bekleding of voering bevestigd. In l 265 was deze voering vervaardigd van ijzer. [N O, 11i; A 42A, 10]
II-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterblad:
venstǝrblat (K357p Paal),
vensterplaat:
venstǝrplāt (K357p Paal),
vensterplank:
venstǝrplaŋk (K357p Paal),
venstertablet:
venstǝrtablęt (K357p Paal)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
binnenblaffeturen:
benǝnblafǝtȳrǝ (K357p Paal),
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (K357p Paal)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blavǝntȳrǝ (K357p Paal),
plafǝtøjǝr (K357p Paal)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
kromme poten:
krum puu̯ǝtǝ (K357p Paal)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (K357p Paal, ...
K357p Paal),
wegsteken:
wegsteken (K357p Paal)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34575 |
verbindingspennen |
spieën:
spai̯ǝ (K357p Paal)
|
De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d]
I-13
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
vǝrdrygǝ (K357p Paal)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
platte mut:
platǝ møt (K357p Paal)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|