30735 |
verflaag |
laag verf:
lǫwǝx ˲vɛrǝf (K357p Paal),
lǭx ˲vɛrǝf (K357p Paal)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
fommelen:
fommele (K357p Paal),
verfrommelen:
verfrommelen (K357p Paal),
verfrŏŏmele (K357p Paal)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (K357p Paal)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (K357p Paal)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vraoje (K357p Paal)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vraoje (K357p Paal)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
voos worden:
vūwəs werə (K357p Paal)
|
killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevrore (K357p Paal),
verkleumd:
verkleumd (K357p Paal),
versteven:
versteven (K357p Paal),
vərstēvə (K357p Paal)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
een kou hebben:
nǝ kā hɛmǝ (K357p Paal),
verkoud:
ech zen veͅrkōt (K357p Paal),
ich bin verkoat (K357p Paal),
ich z`n verkoud (K357p Paal)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
klets:
gə zølt n kleͅts pakkə (K357p Paal),
kou:
ch hem ne ka (K357p Paal),
ge zult n kou krijgen (K357p Paal),
ge zult ne ka pakke (K357p Paal),
ge zult ne kaa pakken (K357p Paal),
ich hem ne koa op men borst (K357p Paal)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|