e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleien flikflooien: Hē kan flikfloeien (Paal) Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleier fletser: fletser (Paal, ... ), mouwstrijker: mouwstrijker (Paal), mouwveger: mauwvèger (Paal), maûwveger (Paal) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleiwoord tot de zogende zeug kretsen: krętsǝ (Paal) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vlekje op de neus plekje: plɛkskǝ (Paal) Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c] I-9
vleugel vleugel: vlōͅgəl (Paal), wiek: wik (Paal) vleugel [ZND m] III-4-1
vleugels in de wanmolen alpen: alǝpǝ (Paal) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegennet vliegenkleed: vligǝklīǝt (Paal), vliegennet: vlīgǝnęt (Paal) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vlieger vlieger: nə vlīgər (Paal), vlieger (Paal) Een vlieger (Fr. cerf-volant). [ZND B1 (1940sq)] || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlier vlierboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  vleiərboeëm (Paal), vlierenboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  flēi̯ərəbūəm (Paal) vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlinder pepel: piəpəl (Paal) vlinder, pepel [RND] III-4-2