e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielewaal wiewaal: wiewoal (Paal), wiwāl (Paal) wielewaal [ZND 43 (1943)] III-4-1
wielsteunen slagers: slɛ̄gǝrs (Paal) De latten, balkjes of ijzers die het spoorwiel van de rosmolen ondersteunen. [N D, 29] II-3
wijdbeens lopen met een breed spoor gaan: meͅ ə brijət spōr gön (Paal) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen caban (fr.): kaba͂: (Paal) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijn wijn: wéén (Paal) wijn [RND] III-2-3
wijsvinger wijsvinger: wajsveŋər (Paal) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wild rijp: rīp (Paal) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wilde eend blokeend: blokèen (Paal), wilde eend: wil èen (Paal) wilde eend III-4-1
wilde koe wilde koe: welǝ [koe] (Paal) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  hondsroes (Paal), hontrūəs (Paal) egelantier [ZND 01 (1922)] III-4-3