33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklaver:
stiǝn[klaver] (K357p Paal)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
wetə kyəl (K357p Paal, ...
K357p Paal),
witte kouel (K357p Paal)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (K357p Paal, ...
K357p Paal,
K357p Paal),
kwikstaart:
kwikstert (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte)
III-4-1
|
18656 |
witte muts met linten |
trekmuts:
trɛkmøts (K357p Paal)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mek (K357p Paal),
wit brood:
wit ˂brūət (K357p Paal)
|
wit brood [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
razen:
razə (K357p Paal)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
26025 |
wolf |
wolf:
wolf (K357p Paal)
|
De horizontale balk die bij het achterkeuvelens van de standerdmolen op de bovenste uiteinden van de smeerstijlen en de onderkepers gemonteerd is. Zie ook afb. 16 en 18. [N O, 44h]
II-3
|
30197 |
wolfsdak |
wolfsdak:
wǫ ̞lǝfs˱dak (K357p Paal)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|
30198 |
wolfseinde |
wolfsdak:
wǫ ̞lǝfs˱dak (K357p Paal)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
slappe toom:
slapǝ tuǝm (K357p Paal),
watertoom:
wātǝrtuǝm (K357p Paal)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|