e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breien strikken: koose strikke (Paal), strekə (Paal) breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald stopnaald: (stopnøͅl) (Paal), strikijzer: strekēzər (Paal), strikeiezers (Paal) breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken breken: brēͅkə (Paal) breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
breken, snijden breken: breken (Paal), scherp malen: scherp malen (Paal) De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189] II-3
brem brem: -  breem (Paal) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
brengen brengen: breŋə (Paal) brengen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
bretel bretel (<fr.): breteͅlə (Paal), spelling: Frings  brətéllə (Paal), lits: lɛ:tsə (Paal), Frequenter gebruikt.  lētsə (Paal) bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || bretels voor de herenpantalon (galge, gallege, gereele, gareele, hellepe, nipkol) [N 02 (1960)] || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
breuk breuk: br"k (Paal), breuk (Paal) breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
breukhengst gebroken hengst: gǝbrōkǝ heŋst (Paal), misgesneden: mis˲gǝsnēi̯ǝ (Paal) Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c] I-9
brief brief: bre.if (Paal) brief [RND] III-3-1