e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durfal dwaas: (onverstandige jongen, waaghals)  dwaes (Paal) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
durven dorren: dēͅrə (Paal), dĕrren (Paal), dèren (Paal) durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-4
duur duur: dier̄ (Paal) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: dòwə (Paal) duwen [RND] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg rug: røx (Paal) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwaallicht dwaaslicht: ən dwāslixt (Paal) Een dwaallicht (Fr. feu follet). [ZND B2 (1940sq)] III-3-3
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Paal) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: sxē̜n (Paal) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven tegenwerken: tegewerken (Paal), tegenwringen: tegenwringen (Paal) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4
dwarsdrijver dwarskop: wat ne dwēēskop (Paal), wringer: n wringer (Paal) Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] III-1-4