e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehalveerde poortvleugel halve slag: halǝvǝ slax (Paal) Een poortvleugel die horizontaal in tweeën verdeeld is. Om niet telkens de hele poortvleugel te moeten openen is een van de poortvleugels vaak nog eens horizontaal verdeeld. De beide delen worden apart gesloten. Een dergelijke poortvleugel is vooral bij stallen in gebruik. Als het onderste deel gesloten is om aan vee de doorgang te beletten, kan het bovenste deel geopend zijn om licht en lucht binnen te laten. Zie ook het lemma "niet gehalveerde poortvleugel" (4.1.6). De varianten van het woordtype halfdeur kunnen ook als woordgroep worden gelezen: halve deur. Zie ook afbeelding 18.d en e bij het lemma "poort" (4.1.1) en de foto bij het lemma "horizontale draaibare sluitbalk van een poort" (4.1.16). [add. uit: N 4A, 37b, 37c, 42c en 42d] I-6
gehemelte gehemelte: chəhemelte (Paal), gehemelte (Paal, ... ) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1
gehucht gehucht: gehucht (Paal, ... ), straat: straaët (Paal) gehucht [ZND 23 (1937)] III-3-1
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: ob zeͅn hoͅəkə zitə (Paal) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gē̜.t (Paal) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenpap: Syst. IPA  gē̝ͅtəpap (Paal) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geitestal geitestal: gē̜ ̞tǝ[stal] (Paal) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek gek: gek (Paal) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
gek persoon dwaze: wa ne dwaoze (Paal) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
geknotte wilg stinkbol: stinkbol (Paal), strinkbol: strinkbol (Paal) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3