e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesneden mannelijk schaap gesneden kas: gǝsnēn kaš (Paal) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken berg: bęrx (Paal), bɛrx (Paal), bɛrǝx (Paal) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesneden vrouwelijk varken gelts: gę.ls (Paal  [(vrouwelijk varken om vet te mesten)]  ), kween: kwēn (Paal) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesp gesp: jɛsp (Paal) sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gespeend veulen veulen: vø̄.lǝ (Paal) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gestadige wind stijve wind: stijve wind (Paal) Een constante, niet stotende wind. [N O, 9d] II-3
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stomper: stu ̞mpǝr (Paal) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gesteven voorstuk van een overhemd overhemd: ø:vərhøm (Paal) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek strepen broek: Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.  striəpəbrok (Paal) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk munt: munt (Paal) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2