e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazenleger hazenkuiltje: hazekuulke (Panningen) leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] III-4-2
hecht van een mes hecht: hī.ch(t) (Panningen), hīcht (Panningen) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)] III-2-1
heen en weer (bewegen) af en aan: héé löpt aa.f en aa:n (Panningen), op en af: hae löp op en aaf (Panningen), héé löpt op en aa.f (Panningen), op en aaf (Panningen) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heermoes kattenstaart: -  kattesjtert (Panningen), kattestaart: katǝštɛrt (Panningen) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
hees, schor hees: hees zien (Panningen), heis zien (Panningen), hēēsj (Panningen) hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heggenmus blauwleggertje: blauwléggerke (Panningen), blauwvinkje: blauwvinkske (Panningen) heggemus || heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
heibezem heibezem: hèjbeesem (Panningen), zie tekening:a (links)  heibeessem (Panningen), wissertje: (van hei) noot van de invuller: ook een boendertje voor de vaat.  weesserke (Panningen) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heiblok heiblok: hęjblǫk (Panningen) Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336] II-11
heien heien: hęjǝ (Panningen) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilig heilig: heilig (Panningen) heilig [SGV (1914)] III-3-3