e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hijgen hijgen: hiege (Panningen) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hik hik: hik (Panningen, ... ) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen hinderen: hinjere (Panningen) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelblokje hinkscherf: scherven van plavuisen en platte kieselstenen  hinkscherf (Panningen) hinkelblokje [VC 10] III-3-2
hinkelen hinken: hinke (Panningen) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinken: hinke (Panningen) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2
hinniken hummeren: hø̜̄mǝrǝ (Panningen) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed hoed: hoed (Panningen) Deze hoed heeft een gele kleur [DC 42B (1967)] III-1-3
hoed (alg.) hoed: hood (Panningen), hoëd (Panningen) hoed [SGV (1914)] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen stoofbuis: sjtoofbuus (Panningen), tietz: tiets (Panningen), tip: [sic]  tiep (Panningen) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3