e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jukriem disselketting: dīsǝlketeŋ (Panningen), disselriem: dīsǝlrīm (Panningen) Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12] I-10
jurk kleed: klèjd (Panningen), we zoellen det kleid heelemaal moeten losraokelen vur we ⁄t konnen verangere (Panningen) jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] III-1-3
jus, vleesnat saus: Syst. WBD  sau.s (Panningen) Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] III-2-3
kaak kaak: ka:k (Panningen), kaak (Panningen), kinnebak: (kinnenbak) (Panningen) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaakbeen(rand) raak: i.e. gehemelte.  raak (Panningen) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel kakement: kakement (Panningen) Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kaal: kaal (Panningen), kale glibber: kaale glieber (Panningen), kale kop: kaale kop (Panningen), kale tjiets: kaa:len tjiets (Panningen), kletskop: kletskop (Panningen), klétskóp (Panningen), maan: mòòn (Panningen), volle maan: vól mòòn (Panningen) De man is kaal [DC 42B (1967)] || kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal knopkruid nachtegaalskruid: naxtegālskrut (Panningen) Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.] I-5
kaantjes kaaien: kaoje (Panningen), kòò.ë (Panningen), kòòje (Panningen) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaas kaas: kieës (Panningen) kaas [SGV (1914)] III-2-3