id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19505 | kastplank | schap: šāp (Panningen) | plank in een kast [DC 16 (1948)] III-2-1 |
19826 | kat | kat: kat (Panningen) | kat [SGV (1914)] III-2-1 |
22311 | katapult | katapult: kattepult (Panningen) | Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2 |
23213 | katholiek | katholiek (<fr.): katteliek (Panningen) | katholiek [SGV (1914)] III-3-3 |
28768 | katoen | katoen: kǝtūn (Panningen) | Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7 |
33453 | kattegat | kattegat: katǝgā.t (Panningen) | Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6 |
24179 | kauw | hannik: roepnaam hannik (Panningen), kauwtje: kauw(ke) (Panningen), kauwke (Panningen), roepnaam: hannik kauwke (Panningen) | Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1 |
33781 | keel | strot: štrōt (Panningen) | Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9 |
17628 | keel, strot | strot: sjtrōōt (Panningen) | strot [SGV (1914)] III-1-1 |
17686 | keelgat | keelgat: keelgaat (Panningen), keelsgat: kéélsgaat (Panningen), strot: sjraot (Panningen), sjtrêût (Panningen) | keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1 |