e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiezel, kiezelsteen kiezel: kidzel (Panningen), kitzel (Panningen) kiezel [SGV (1914)] III-4-4
kijkgat kijkgat: kī̄k˲gāt (Panningen) Controlegat. In Q 95 werd het verloop van het bakproces niet via een speciaal kijkgat, maar via het stookgat, het potje (pø̜tē\), gecontroleerd. [N 98, 141; monogr.] II-8
kikker kwak: kwak (Panningen) kikvorsch [SGV (1914)] III-4-2
kikkervisje koeleskop: koeleskop (Panningen, ... ) kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)] III-4-2
kim van het vat schikse kant: šeksǝ ka.ŋt (Panningen), schuinse kant: šȳnsǝ ka.ŋkt (Panningen) De schuine kant die men met behulp van een dissel aan de binnenzijde van de koppen van de duigen kapt. Een dissel is een soort bijl waarvan het holle blad dwars op de steel bevestigd is en meer of minder naar de steel toe gekromd staat. Zie ook het lemma ɛdisselɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 32b] II-12
kind (algemene benaming) kind: kint (Panningen), met een v-tje op de i  kint (Panningen) kind [DC 03 (1934)] III-2-2
kinderkleren wichterdingen: wichterdinge (Panningen) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen mouwenscholkje: mouwesjöllekske (Panningen) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinketting kievekettinkje: kīvǝketeŋskǝ (Panningen), kinkettinkje: kenketeŋskǝ (Panningen) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kinkhoest: kinkhoëst (Panningen) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2