e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klemhaak, ketelklem klem: klɛm (Panningen) Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a] II-11
klep (van pet) klep: klip (Panningen) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek boks met een paan: bóks mĕĕt ⁄n pan (Panningen) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
kletsen [snateren] snateren: sjnatere (Panningen) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zijvere (Panningen) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zjwetse (Panningen) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletsoor voorkoord: vø̄rkǫrt (Panningen), voorkoordje: vø̄rkørtjǝ (Panningen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
klezoor klezoor: klǝzūr (Panningen), klezoortje: klǝzyǝrkǝ (Panningen) Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.] II-8
kliefbijl kloofbeitel: klø̜jf˱bęjtǝl (Panningen) In het algemeen een werktuig waarmee hout wordt gekliefd. De kliefbijl kan verschillende uitvoeringen hebben. Soms heeft ze de vorm van een soort mes met handvat en ze is dan ongeveer 30 cm lang. In andere gevallen bestaat ze uit een lang blad met haaks daarop een houten steel. Zie ook afb. 3. Bij beide uitvoeringen hoort een grote houten hamer waarmee tijdens het klieven op de bijl wordt geslagen. De kliefbijl wordt door de wagenmaker gebruikt om spaken uit boomstammen te klieven. Zie verder ook het lemma ɛkliefmesɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N 50, 15b; N 53, 84a; N 75, 133a-b; N 75, 133e; L 32, 46; monogr.] II-12
kliefhamer houteren hamer: hø̜ltǝrǝn hā.mǝr (Panningen) De zware, houten hamer met lange steel die samen met de kliefbijl wordt gebruikt om hout te klieven. De kop van de hamer is volgens de respondent uit Eygelshoven (Q 119) versterkt met ijzeren banden (īzǝrǝ bɛŋ). De kliefhamer wordt onder meer gebruikt door de timmerman, de wagenmaker, de klompenmaker en de kuiper. Zie ook afb. 4.' [N E, 8a; N G, 40c; N 53, 128; N 75, 133c; A 29a, 1; monogr.] II-12