e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leerschalmmes schaaf: šāf (Panningen) Mes waarmee men het leer schalmt. Het bestaat uit een houten handgreep met een verstelbaar mes dat het leer op de gewenste dikte schaaft. Zie afb. 72. [N 36, 35] II-10
leertang dobbeltang: dǫbǝltaŋ (Panningen) Tang met getande uiteinden waarin men een stuk leer kan vasthouden tijdens verschillende bewerkingen. [N 36, 37] II-10
leest vormpin: vǫrǝmpen (Panningen) Lange, ijzeren pin die wordt gebruikt bij het smeden van ring- of buisvormige werkstukken. Het te bewerken voorwerp wordt vóór het smeden over de leest heen geschoven, waardoor verhinderd wordt dat het tijdens het smeden beschadigd raakt. Volgens Kuyper (pag. 191) werd de leest met leemwater bestreken om te voorkomen dat werkstuk en leest aan elkaar gesmeed zouden worden. [N 33, 248] II-11
leeuw leeuw: e liie(w) (Panningen), liejef (Panningen) leeuw [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] III-3-2
leewater leewater: lēwātǝr (Panningen), lęi̯wātǝr (Panningen) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege eerste koe guste schot: gø̜stǝ šǫt (Panningen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legerkelder lagerkelder: lā.gǝrkęldǝr (Panningen) De ruimte waarin de nagisting plaatsvindt. De invuller uit P 180 merkt op dat de "bewaarplakken" zich in de kelder bevonden. [N 35, 86; monogr.] II-2
legervat lagervat: (mv.)  lā.gǝrvā.tǝ (Panningen) Het vat of de ton waarin de nagisting plaatsvindt. Volgens de zegsman uit L 210 had zo''n ton een inhoud van 140 liter. [N 35, 73; monogr.] II-2
leggen leggen: lĕgge (Panningen) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legger gal: gal (Panningen) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9