17656 |
lidmaat, ledematen |
lid, leden:
lee.t (L290p Panningen),
lidmaat, ledematen:
léjjemaote (L290p Panningen)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
liecht:
līcht (L290p Panningen),
lied:
leet (L290p Panningen),
liedje:
leet(j)jes / e liit(j)je (L290p Panningen)
|
lied [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liechteren:
līchter (L290p Panningen)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
liefde:
līfde (L290p Panningen)
|
liefde [SGV (1914)]
III-3-1
|
19085 |
liegen |
liegen:
līge (L290p Panningen)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
leejs (L290p Panningen),
lī:s (L290p Panningen)
|
lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
hemelmusje:
hemelmeuske (L290p Panningen)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L290p Panningen)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dā.k˲venstǝr (L290p Panningen)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
30144 |
liggende rollaag |
halfsteense rollaag:
halǝfštęnsǝ rǫllǭx (L290p Panningen),
kopse rollaag:
kopsǝ rollǭx (L290p Panningen)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|