id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30795 | looien | looien: luǝjǝ (Panningen) | Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10 |
21686 | loon | daggeld: daaggeltj (Panningen), loon: [oorspr. opg. "heun", rk] leun (Panningen) | loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1 |
25604 | loonbakken | inschieters bakken: enšītǝrs bakǝ (Panningen) | Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98] II-1 |
20132 | loops | loops: löps (Panningen), løͅps (Panningen) | loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1 |
24678 | loot, nieuw uitgelopen twijgje | loot: loot (Panningen) | loot [SGV (1914)] III-4-3 |
17817 | lopen | lopen: laupe (Panningen), luupe (Panningen), B.v. bèj, doe löps nag hél. laupe (Panningen) | lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2 |
18697 | losse linnen halsboord | kraag: kraag (Panningen) | halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18699 | losse manchet | manchet: manzjet (Panningen), tuit: toet (Panningen) | manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33395 | losse voerbak in de varkenswei | varkensbak: vɛrǝkǝs˱bak (Panningen) | Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b] I-6 |
33365 | losse voerbak voor runderen | voerkuipje: vōrkypkǝ (Panningen), voertobbe: v˙ōrtǫp (Panningen) | Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6 |