34051 |
mannelijk kalf |
stierkalf:
štīr[kalf] (L290p Panningen),
štīǝr[kalf] (L290p Panningen)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
jonge stier:
jǫŋǝ štīǝr (L290p Panningen)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haan:
hān (L290p Panningen),
haantje:
hē̜nkǝ (L290p Panningen),
krielhaantje:
krīlhē̜nkǝ (L290p Panningen)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
schapenbok:
šǭpǝnbuk (L290p Panningen)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
hore (L290p Panningen)
|
Mannetjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34446 |
mannelijke geit |
geitenbok:
gęi̯tǝmbuk (L290p Panningen)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34555 |
mannelijke kalkoen |
schroethaan:
šrūthān (L290p Panningen)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|
18673 |
mannenkleren |
mansdingen:
mansdinge (L290p Panningen),
mansluikleren:
manslöiklèjer (L290p Panningen)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
flanel:
WNT: flanel, ontl. aan fr. flanelle uit eng. flannel. 1) Als stofnaam [...]; - 2) Als voorwerpsnaam. Kleedingstuk van de onder 1) genoemde stof, bestemd om op het bloote lichaam te worden gedragen. Een flanel wordt gewoonlijk over de geheele lengte met knoopen gesloten en heeft geen of korte mouwen.
flenèl (L290p Panningen),
flanelletje:
WNT: flanel, ontl. aan fr. flanelle uit eng. flannel. 1) Als stofnaam [...]; - 2) Als voorwerpsnaam. Kleedingstuk van de onder 1) genoemde stof, bestemd om op het bloote lichaam te worden gedragen. Een flanel wordt gewoonlijk over de geheele lengte met knoopen gesloten en heeft geen of korte mouwen.
flenèlke (L290p Panningen)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
mantelkleed:
mankelklèjd (L290p Panningen)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|