24421 |
meelmijt |
wevel:
WLD
weevel (L290p Panningen)
|
mijt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25478 |
meelopslagplaats |
meelzolder:
mē̜lzoldǝr (L290p Panningen)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
WLD
méélwor.m (L290p Panningen)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
ombanken:
ø̜mbaŋkǝ (L290p Panningen),
omzetten:
ø̜mzętǝ (L290p Panningen)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
aangeven:
āngēvǝ (L290p Panningen),
aankomen:
ānkōmǝ (L290p Panningen)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
munjig (L290p Panningen)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
24209 |
meerkoet |
schuimeendje:
sjuumèntje (L290p Panningen)
|
meerkoet
III-4-1
|
32635 |
meerscharige ploegen |
omganger:
twiǝšē̜regǝ [omganger] (L290p Panningen
[(voor grote akkers)]
)
|
Met een meerscharige ploeg wordt een ploeg bedoeld die uitgerust is met twee, drie of meer scharen en waarmee evenzovele voren tegelijk omgeploegd worden. Over het algemeen - en uit een aantal benamingen blijkt dat ook - gebruikt men deze ploeg voor het oppervlakkig ploegwerk met name voor het omploegen van een stoppelveld. Van de onderstaande woordtypen die met drie- beginnen, vertegenwoordigt het eerste lid tevens dialectvarianten van het type drij. [N 11, 30; N 11A , 75 a-c ; N J, 10; JG 2b-4, 1; monogr.]
I-1
|
21273 |
meester |
meester:
meestjer (L290p Panningen),
mèsjter (L290p Panningen)
|
meester [SGV (1914)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
24210 |
meeuw algemeen |
keekmeeuw:
keekmîêw (L290p Panningen)
|
meeuw
III-4-1
|