30857 |
nijptang |
nijptang:
nīptaŋ (L290p Panningen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
wierd (L290p Panningen)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20401 |
noemen |
noemen:
noemə (L290p Panningen),
zeggen:
segə (L290p Panningen)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuiken:
kȳkǝ (L290p Panningen)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
nog niet klaar:
nax nēt klǭr (L290p Panningen)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vō.rs (L290p Panningen),
vōrst (L290p Panningen)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
30131 |
noors verband, kettingverband |
kettingverband:
kęteŋvǝrbant (L290p Panningen),
kęteŋvǝrbaŋk(t) (L290p Panningen)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
21651 |
notariskosten |
opcenten:
opcente (L290p Panningen),
opgelden:
opgeldj (L290p Panningen)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
-
notebaum (L290p Panningen)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|
24947 |
oever |
kant:
kank (L290p Panningen),
oever:
uvər (L290p Panningen)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|