24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblik:
au̯gəmblik (L290p Panningen),
ogenblikje:
ou̯gəblikskə (L290p Panningen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noot (L290p Panningen),
nööt (L290p Panningen),
-
noot (L290p Panningen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L290p Panningen)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olie:
olie (L290p Panningen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
31567 |
olie of vet gebruikt bij het zwarten |
terpentijn:
tɛrpǝntīn (L290p Panningen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de diverse soorten van olie of vet bijeengeplaatst, die al dan niet gecombineerd met de verschillende soorten kachelzwartsel worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Zie ook het lemma ɛkachels zwartenɛ.' [N 33, 313]
II-11
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
Syst. WBD
oolieböl (L290p Panningen)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
oliekoek:
Syst. WBD
oliekoo:k (L290p Panningen)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ōli[verf] (L290p Panningen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L290p Panningen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tōēn (L290p Panningen)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|