23198 |
op bedevaart gaan |
te bedevaart gaan:
te bèèvert gaon (L290p Panningen),
ter bedevaart gaan:
ter beddevaert gaon (L290p Panningen),
ter bee:vert gao.n (L290p Panningen)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25358 |
op de borrel gaan |
bloeddrupje:
blōtdrø̜pkǝ (L290p Panningen)
|
Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4]
II-1
|
25564 |
op de juiste temperatuur |
op maat:
op mǭt (L290p Panningen)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
oppe luip goan (L290p Panningen)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
markten:
gòòn mérrete (L290p Panningen)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17965 |
op de schouder nemen, dragen |
op de rug dragen:
op de rök draage (L290p Panningen)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tîêne laupe (L290p Panningen),
op e tîê.n laupe (L290p Panningen)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
op een schokje lopen:
op e sjökske (L290p Panningen),
schakken:
sjakke (L290p Panningen),
šakǝ (L290p Panningen),
i.e. op een sukkeldrafje. B.v. vaa.der sjrut meet grôête sjree, en de wichter sjakke terwie.le nééven em op.
sjakke (L290p Panningen)
|
[N 8, 81a, 81d en 83]lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
I-9, III-1-2
|
32922 |
op heukelingen zetten, zwelen |
opperen:
ø̜pǝrǝ (L290p Panningen)
|
Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.]
I-3
|
33851 |
op hol slaan |
dertussenuit gaan:
dǝrtø̜sǝnūt gǭn (L290p Panningen),
op (de) loop gaan:
ǫp ǝ lø̜i̯p gǭn (L290p Panningen),
op de klater gaan:
ǫp ǝ klātǝr gǭn (L290p Panningen)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|