19443 |
pannenlap |
tiesje:
tieske (L290p Panningen)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenstrijker:
panǝštrīkǝr (L290p Panningen)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
pannentang:
panǝtaŋ (L290p Panningen)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoefel (L290p Panningen),
pantoeffels (L290p Panningen),
slof:
sjlof (L290p Panningen)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
brij (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
pap:
pap (L290p Panningen),
Syst. WBD
pap (L290p Panningen)
|
brij [SGV (1914)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
pampīr (L290p Panningen)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
30149 |
paramentwerk |
schoon werk:
šūǝn węrǝk (L290p Panningen)
|
Het metselen met uitgezochte stenen die zuiver in verband worden geplaatst. De metselstenen die men in een dergelijk geval gebruikte, werden in L 382 'voorwerkers' ('vø̄rwerǝkǝrs'), in Q 90 'façadebrikken' ('fasāt˱brekǝ') en in Q 3 'eerste keus' ('īrstǝ kø̄s') genoemd. Zie ook de lemmata 'Voorwerkers' en 'Koppenlat'. [N 31, 25]
II-9
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perpluu (L290p Panningen)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kipje:
kipkǝ (L290p Panningen),
kuiken:
kȳkǝ (L290p Panningen),
kuikje:
kykskǝ (L290p Panningen)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
34046 |
pasgeboren kalf |
muk:
mø̜k (L290p Panningen),
nuchter kalf:
nø̄xtǝr [kalf] (L290p Panningen)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|