e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruiten in het kaartspel ruiten: roete (Panningen), rōēten oas (Panningen) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: renjtj (Panningen), rentj (Panningen), (mv)  renjǝr (Panningen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hoorstel (Panningen) horzel [SGV (1914)] III-4-2
runderhorzellarve koeworm: WLD  kowwor.m (Panningen), paardsworm: WLD  perdswor.m (Panningen), perswor.m (Panningen) larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] III-4-2
rundvee beesten: bīǝstǝ (Panningen), koevee: kǫu̯vīe (Panningen), vee: vīǝ (Panningen) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep verse soep: Syst. WBD voo.rse soep = soep van voo.rs vlèjs (=vers rundvlees, in tegenstelling met zout varkensvlees dat gewoonlijk gebruikt werd)  voo.rse soep (Panningen) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups moosrups: WLD  moosroeps (Panningen), rups: roeps (Panningen, ... ), WLD  roeps (Panningen, ... ), rupsenschijter: WLD Additie bij vraag 38 e.v. (rupsen): de vlinder heette -  roepsesjie.ter (Panningen) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten rusten: röste (Panningen) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw, ruig ruw: rauw (Panningen, ... ) ruig [SGV (1914)] III-4-4
ruwe stenen zonnebak: zǫnǝbak (Panningen), zonnebakken: zǫnǝbakǝ (Panningen), zonnebakken stenen: zonǝbakǝ št ̇ɛjn (Panningen) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8