22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roete (L290p Panningen),
rōēten oas (L290p Panningen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
renjtj (L290p Panningen),
rentj (L290p Panningen),
(mv)
renjǝr (L290p Panningen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorstel (L290p Panningen)
|
horzel [SGV (1914)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
koeworm:
WLD
kowwor.m (L290p Panningen),
paardsworm:
WLD
perdswor.m (L290p Panningen),
perswor.m (L290p Panningen)
|
larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bīǝstǝ (L290p Panningen),
koevee:
kǫu̯vīe (L290p Panningen),
vee:
vīǝ (L290p Panningen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
verse soep:
Syst. WBD voo.rse soep = soep van voo.rs vlèjs (=vers rundvlees, in tegenstelling met zout varkensvlees dat gewoonlijk gebruikt werd)
voo.rse soep (L290p Panningen)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
moosrups:
WLD
moosroeps (L290p Panningen),
rups:
roeps (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
WLD
roeps (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
rupsenschijter:
WLD Additie bij vraag 38 e.v. (rupsen): de vlinder heette -
roepsesjie.ter (L290p Panningen)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [N 26 (1964)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L290p Panningen)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
rauw (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
ruig [SGV (1914)]
III-4-4
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebak:
zǫnǝbak (L290p Panningen),
zonnebakken:
zǫnǝbakǝ (L290p Panningen),
zonnebakken stenen:
zonǝbakǝ št ̇ɛjn (L290p Panningen)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|