25440 |
bijl waarmee men het slachtvee klooft |
bijl:
bi.l (L290p Panningen)
|
Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.]
II-1
|
25460 |
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt |
bijltje:
bīlkǝ (L290p Panningen),
wiegemes:
%%meervoud%%
wīgǝmɛtsǝr (L290p Panningen)
|
Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49]
II-1
|
21102 |
bijten |
bijten:
bieten (L290p Panningen)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
33311 |
bijzondere harken |
strooiselreek:
štrǫu̯sǝlrē̜k (L290p Panningen)
|
De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.]
I-5
|
29948 |
bikbijltje |
steenbik:
štęj.nbek (L290p Panningen)
|
Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c]
II-9
|
22705 |
bikkel(s) |
bikkel:
bigkels (L290p Panningen)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
biggelen (L290p Panningen),
nog gespeeld tot voor WO I
bigkele (L290p Panningen)
|
bikkelen [VC 10] || Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
briefje van duizend:
en brīfke van doezjend (L290p Panningen)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
en brīfke van hóngerd (L290p Panningen)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
briefje van tien:
en brīfke van tîên (L290p Panningen)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|