e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slekken slekken: šlɛkǝ (Panningen), toten: tūtǝ (Panningen) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
slenteren bammelen: bammele (Panningen), B.v. héé bammelt gét door den hoo.f, mêêr löpt e ni:t (kuieren).  bammele (Panningen, ... ), kuieren: (kuiere) (Panningen), slenteren: sjlentere (Panningen), slobben: sjlóbbe (Panningen), B.v. sjlób nèt door het graa.s / als ich tie.t heb, sjlób ich wel een dòòrop (slenteren).  sjlóbbe (Panningen, ... ), treuzelen: treuzele (Panningen), wapperen: wappere (Panningen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] III-1-2
slepen slepen: sjleipe (Panningen), šlę ̞i̯.pǝ (Panningen) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
slepende muur naar binnen gaan: nǭ bęnǝ gǭn (Panningen), slepende muur: šlęjpǝndǝ mōr (Panningen) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleutelbos sleutelbos: sjleutelboos (Panningen), sleutelring: sjleutelrink (Panningen) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
sleutelvijl sleutelvijl: šlø̜tǝlvīl (Panningen) Stalen vijl van 10 tot 20 cm lengte voor het bewerken van sloten en sleutels. Het blad van de vijl kan plat, spits-plat of spits toelopend van vorm zijn. De doorsnede ervan is vierkant, driehoekig, rond of halfrond. Zie ook afb. 106. [N 33, 96; N 33, 93] II-11
sliepuit sliepuit: sliep oet (Panningen), slīēp ōēt (Panningen), sliepuit, sliepuit: (tegelijk strijken van een wijsvinger over de andere in richting v.h. kind).  sjlie.p oet! sjlie.p oet! (Panningen) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaat: slīǝkplāt (Panningen) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijmen klaar afgaan: (de koe) gęjt klǭr āf (Panningen) Afscheiding geven uit de schede v√≥√≥r het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek miltlapje: meljtjlɛpkǝ (Panningen) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11