e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stilstaan ho-ju: hō jȳi̯ (Panningen), ju(j): jȳi̯ (Panningen) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stoel stoel: štōəl (Panningen) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: sjtoep (Panningen) stoep [SGV (1914)] III-3-1
stoep, trottoir stoep: sjtoep (Panningen) stoep [SGV (1914)] III-2-1
stof stof: sjtōōf (Panningen), stoof (Panningen) stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)] III-2-1
stof, zandx stof: sjtōōf (Panningen, ... ) stof [SGV (1914)] III-4-4
stofblik blik: blek (Panningen), blèk (Panningen), hankvaeger en blèk (Panningen) blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1
stoffen pantoffel pantoffel: pentoefels (Panningen), slof: sjlóffe (Panningen) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stokbeitel kloofbeitel: klø̜jfbęjtǝl (Panningen), scheerbeitel: šē̜rbęjtǝl (Panningen) In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.] II-11
stoken stoken: štōkǝ (Panningen) Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.] II-8