27245 |
stoker |
stoker:
štø̄̄kǝr (L290p Panningen)
|
De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.]
II-8
|
18683 |
stola |
pels:
pils (L290p Panningen)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kîêssjtölep (L290p Panningen),
stolp:
sjtölp (L290p Panningen)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
20877 |
stomdronken |
poepzat:
poepzaa.t (L290p Panningen),
strontzat:
sjtronkzaa.t (L290p Panningen)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
18843 |
stomverbaasd |
verstomd:
versjoëmd (L290p Panningen)
|
verstomd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
sjtoof (L290p Panningen)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
gestoofd vlees:
Syst. WBD
gesjtoofd vlèj.s (L290p Panningen)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29524 |
stookgat |
smidsgat:
šmęts˲gāt (L290p Panningen)
|
Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21]
II-11
|
33419 |
stookgat van de oven |
mondsgat:
mǫŋkts˲gāt (L290p Panningen),
stookmond:
stǭkmǫŋk (L290p Panningen)
|
De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b]
I-6
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
voerhuis:
vōrhū.s (L290p Panningen),
vōrhūs (L290p Panningen)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|