e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tandpijn tandpijn: tankpien (Panningen) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandrad, tandwiel kamrad: kamprāt (Panningen) Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.] II-11
tandvlees randvlees: rangkfleis (Panningen), tandvlees: tankvlèjs (Panningen) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tandwielkast van een hoekbooromslag klauwkoppeling: klǫwkǫpǝleŋ (Panningen) De tandwielkast die bij een hoekbooromslag de verbinding vormt tussen de beugel en de boorhouder met boorijzer. [N 33, 159] II-11
tandwielpal pal: pal (Panningen) Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243] II-11
tangbeen been: bęjn (Panningen) Elk van de beide delen van een tang waarbij men deze vastpakt en waarmee men druk uitoefent. Zie ook afb. 145. [N 33, 186] II-11
tangbek bek: bɛk (Panningen) Het grijpende en/of snijdende gedeelte van een tang. Zie ook afb. 145. [N 33, 184] II-11
tangenrek tangenrek: taŋǝręk (Panningen) IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182] II-11
tangring, tanghaak klammer: klamǝr (Panningen), klemhaak: klɛmhǭk (Panningen) Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187] II-11
tangscharnier scharnier: šǝrnēr (Panningen) Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185] II-11