29894 |
verbeterde pan |
machinepan:
mǝšinpan (L290p Panningen)
|
Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.]
II-8
|
30236 |
verblinding |
strek:
štrek (L290p Panningen)
|
De gemetselde laag stenen waarmee de latei aan het oog wordt onttrokken. Zie voor de woordtypen 'streklaag', 'strek', 'rollaag', 'rol' en 'koplaag' ook de toelichting bij de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Koppenlaag'. [N 32, 15d]
II-9
|
25618 |
verbranden |
verborren:
vǝrbǫrǝ (L290p Panningen)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdōācht (L290p Panningen)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
30472 |
verdekken |
omdekken:
ø̜mdękǝ (L290p Panningen)
|
De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b]
II-9
|
30173 |
verdiept werk |
terugliggend voegwerk:
trø̜kleqǝnt ˲vōxwęrǝk (L290p Panningen),
terugliggend werk:
tǝrø̜kleqǝnt węrǝk (L290p Panningen)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
25362 |
verdoven |
verduizeld slaan:
vǝrdyšǝlt šlǭn (L290p Panningen)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
lēīd (L290p Panningen),
verdriet:
verdrīt (L290p Panningen)
|
leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
verzejǝ (L290p Panningen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (L290p Panningen)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|