32256 |
vierde deel van een stuk boomstam |
kloft:
klǫft (L290p Panningen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛklievenɛ.' [N E, 9]
II-12
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
koffiedrinke (L290p Panningen),
öm halfnammeudaa:g
’t koo.ffiedrinke (L290p Panningen)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
enne vīēffrang (L290p Panningen)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
e gouwe viefke (L290p Panningen)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-11, II-12
|
31374 |
vijlblad |
wrijfvlak:
vrīf˲vlak (L290p Panningen)
|
Het van een kap voorziene gedeelte van een vijl. Zie ook het lemma "vijlkap". Naar de vorm worden onder meer de volgende vijlbladen onderscheiden: platte vijlen, mesvijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen en geheel ronde vijlen of rattenstaarten. Sommige vijlbladen hebben in de lengte dezelfde dwarsdoorsnede, andere lopen van het midden naar de top toe in een punt uit. De zijkanten van het blad kunnen al dan niet van een kap zijn voorzien. Een niet gekapte kant, een zgn. spaarkant, kan langs het materiaal worden bewogen zonder af te nemen. [N 33, 106]
II-11
|
31373 |
vijlhandvat |
handvat:
haŋk˲vat (L290p Panningen)
|
Van hout of kunststof vervaardigde handgreep die op de arend van de vijl wordt geplaatst. Zie ook het lemma "arend". [N 33, 105]
II-11
|
24961 |
vijver |
wijer:
wīr (L290p Panningen)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L290p Panningen)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L290p Panningen)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|