17937 |
vlug lopen |
maaien:
mèje (L290p Panningen),
Zie ook 137: snel lopen. B.v. ich koos em nit beej hòòë, zoo mejden héé der oover.
mèje (L290p Panningen),
rennen:
renne (L290p Panningen),
vegen:
véé:ge (L290p Panningen),
B.v. héé véégden om dr oover (zie 131).
véé:ge (L290p Panningen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
allez-hop:
alē hǫp (L290p Panningen)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
vemen:
vē̜mǝ (L290p Panningen)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
25614 |
vocht waarmee het brood wordt gewassen |
water:
water (L290p Panningen),
wātǝr (L290p Panningen),
wieks:
weks (L290p Panningen)
|
Op grond van de vraagstelling in N 29, 51 ("Waarmee wordt het brood, nadat het uit de oven is gehaald, gewassen?") vielen de antwoorden uiteen in benamingen voor een "vloeistof" en benamingen voor "borstel" of "lap". De opgaven zijn daarom gesplitst in twee lemmata. Het opgegeven woordtype "aardappelmeel" is niet opgenomen, omdat het op een vaste substantie duidt. Volgens de informant van Q 187a bestaat de "wieks" uit water en zetmeel. [N 29, 51]
II-1
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) was aan de demen:
was ān ǝ dēmǝ (L290p Panningen)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
18217 |
vod |
plag:
plakge (L290p Panningen),
pongel:
WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft.
poëngel (L290p Panningen),
poëngele (L290p Panningen),
voddel:
foddel (L290p Panningen),
foddele (L290p Panningen)
|
vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
plaggenkramer:
plakgekriemer (L290p Panningen)
|
voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
33412 |
voederbak voor de kippen |
voerbak:
voerbak (L290p Panningen)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
krūǝtǝ (L290p Panningen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
33268 |
voederwikke |
wikke(n):
wekǝ (L290p Panningen)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|