24276 |
wielewaal |
goudsmelder:
goutsmèlder (L290p Panningen),
wielewaal:
wielewaal (L290p Panningen)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal
III-4-1
|
29123 |
wielgaffel |
vork:
vǫrǝk (L290p Panningen)
|
De twee schuingeplaatste stijltjes die samen een soort vork vormen waartussen het drijfwiel van het spinnewiel loopt. Volgens de informant van K 353 is deze gaffel daar onbekend. [N 34, B7]
II-7
|
27425 |
wig |
kloofbeitel:
klø̜jf˱bɛjtǝl (L290p Panningen),
spie/spij:
špi (L290p Panningen)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] || Spits toelopend stuk hout of metaal dat dient om hout te doen splijten. Het wordt vaak gebruikt wanneer het kliefmes niet volstaat om een stuk hout te klieven. De spleet die door het kliefmes in het hout is ontstaan wordt dan verder verwijd door er houten of metalen wiggen in te drijven. Metalen wiggen zijn soms voorzien van een steel. [N E, 8c; A 29a, 1]
II-12, II-9
|
33461 |
wigvormig sluithout |
peg:
p‚ēk (L290p Panningen)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18152 |
wijdbeens lopen |
met een poort lopen:
mĕĕt en port laupe (L290p Panningen)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
mantel:
mankel (L290p Panningen),
regenmantel:
réégenmankel (L290p Panningen)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieë (L290p Panningen)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (L290p Panningen)
|
wijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
wingerd:
wier (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
[SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)]
I-7
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wīē.svinger (L290p Panningen),
wīēsfinger (L290p Panningen)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|