34039 |
zwarte koe |
zwarte:
žwartǝ (L290p Panningen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L290p Panningen)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkop:
blǭrkǫp (L290p Panningen)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
grijze kraan:
(grīē:s) kròò.n (L290p Panningen),
kraan:
kraon (L290p Panningen),
kroan (L290p Panningen)
|
kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtegaalskruid:
waarschijnlijk omdat de nagtegaal de krallen voordat ze opengaan opeet. Opgegeven voor kaal knopkruid.
nagtegaalskroet (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
nachtschade [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaart:
rôêtstèrt (L290p Panningen),
roodstaartje:
rôêtstértje (L290p Panningen)
|
zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
31173 |
zwartmiddel |
appretuur:
aprǝtȳr (L290p Panningen)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|
19541 |
zwavelstok |
zwegelstek:
zjwéégel = zwavel zjwéégelbloom = bloem van zwavel; mvzjwéégelsjtikke
zjwéégelsjtik (L290p Panningen),
zwegeltje:
zjwéégelke (L290p Panningen)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
zjwavel (L290p Panningen),
ps. omgespeld volgens IPA!
zwa͂vəl (L290p Panningen)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (L290p Panningen)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|