e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte koe zwarte: žwartǝ (Panningen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Panningen) [N 3A, 130a] I-11
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen blaarkop: blǭrkǫp (Panningen) [N 3A, 130b] I-11
zwarte kraai, kraai grijze kraan: (grīē:s) kròò.n (Panningen), kraan: kraon (Panningen), kroan (Panningen) kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte nachtschade nachtegaalskruid: waarschijnlijk omdat de nagtegaal de krallen voordat ze opengaan opeet. Opgegeven voor kaal knopkruid.  nagtegaalskroet (Panningen, ... ) nachtschade [DC 28 (1956)] III-4-3
zwarte roodstaart roodstaart: rôêtstèrt (Panningen), roodstaartje: rôêtstértje (Panningen) zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)] III-4-1
zwartmiddel appretuur: aprǝtȳr (Panningen) Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46] II-10
zwavelstok zwegelstek: zjwéégel = zwavel zjwéégelbloom = bloem van zwavel; mvzjwéégelsjtikke  zjwéégelsjtik (Panningen), zwegeltje: zjwéégelke (Panningen) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx zwavel: zjwavel (Panningen), ps. omgespeld volgens IPA!  zwa͂vəl (Panningen) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: šmek (Panningen) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10