33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (L290p Panningen)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
muil vol (woordgr.):
mul vǫl (L290p Panningen)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯dōrsǝr (L290p Panningen)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
27378 |
breekijzer |
breekijzer:
brē̜k˱īzǝr (L290p Panningen)
|
Vierkante, naar onderen plat uitgesmede beitel van staal of van gehard of verstaald ijzer die dient voor het slopen van hout- of metselwerk. Voor zwaar sloopwerk zijn er ook ronde uitvoeringen van dit werktuig, 70 tot 80 cm lang, met plat uitgesmeed einde. Zie voor een afbeelding van het breekijzer ook Wld ii.9, pag. 17, lemma "steenbeitel". [N 33, 114; N 53, 43a]
II-11
|
18786 |
breien |
strikken:
sjtrikke (L290p Panningen)
|
breien [SGV (1914)]
III-1-3
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
breken:
brē̜kǝ (L290p Panningen)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
17804 |
brengen |
brengen:
bringe (L290p Panningen)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18099 |
breuk |
breuk:
brēūk (L290p Panningen)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
33752 |
breukhengst |
breukhengst:
brø̄kheŋst (L290p Panningen)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveër (L290p Panningen)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|