21250 |
brief |
brief:
breëf (L290p Panningen)
|
brief [SGV (1914)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prušǝ (L290p Panningen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brøǝ (L290p Panningen),
brø̄ǝ (L290p Panningen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L290p Panningen),
kloek:
kluk (L290p Panningen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broër (L290p Panningen)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
34502 |
broeds |
kloekend:
klukǝnt (L290p Panningen)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broek:
bruk (L290p Panningen),
kloekende hen:
klukǝndǝ hęn (L290p Panningen)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
breubak (L290p Panningen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
25388 |
broeien |
broeien:
brø̄ǝ (L290p Panningen)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L290p Panningen)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|