19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
christendeken:
[Eigenlijk Lychnis] -
krestəndiəkəs (L355p Peer),
geroffel:
-
zərofəl (L355p Peer)
|
tuinanjer
III-2-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (L355p Peer, ...
L355p Peer),
apəl (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelenspijs:
appelenspijs (L355p Peer),
Syst. Frings
apləspɛ̄i̯s (L355p Peer),
appelmoes:
appelmoes (L355p Peer)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)] || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
appelenvlaai:
Syst. Frings
apləvlāi̯ (L355p Peer)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20990 |
appelvlaai |
appelvlaai:
taart
appelvlaai (L355p Peer)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
aren lezen:
ǭrǝ lɛzǝ (L355p Peer),
aren rapen:
ǫrǝ rā.pǝ (L355p Peer),
spiertjes rapen:
spī.rkǝs rā.pǝ (L355p Peer)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L355p Peer)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermband (L355p Peer, ...
L355p Peer),
bracelet (fr.):
brozelet (L355p Peer),
gouwe brasseleht (L355p Peer)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] || Een gouden armband. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
n erme mins (L355p Peer),
nen erme mins (L355p Peer)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23355 |
armenbanken |
armenbanken:
ermebanken (L355p Peer),
vrije plakken:
vrij plakken (L355p Peer)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|