21458 |
haten |
haten:
haten (L355p Peer, ...
L355p Peer),
hâtən (L355p Peer)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (L355p Peer)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
32993 |
haverbel |
bel:
(mv)
bɛlǝn (L355p Peer)
|
Haver heeft geen aren, maar bellen waarin de korrels zich bevinden. Zie afbeelding 1, b, 1. [JG 1a; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
hakselkist:
hɛksǝlkest (L355p Peer),
haverkist:
[haver]kest (L355p Peer
[(2 + haksel)]
)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
20675 |
havermout |
havermout:
Syst. Frings
havərmoͅu̯t (L355p Peer)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
melk met havermout:
Syst. Frings
mɛlək mɛt havərmoͅu̯t (L355p Peer)
|
Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33994 |
haverzak |
haverzak:
hāvǝrzak (L355p Peer)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazelnotenbos:
hazelnotenbos (L355p Peer),
hazelnotenstruik:
hazeneetestrouk (L355p Peer),
hazenotenbos:
hâzənētəbos (L355p Peer)
|
hazelstruik [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazelnoot:
hazelnoot (L355p Peer),
hazenoot:
hazeneet (L355p Peer),
hāzənēt (L355p Peer)
|
hazelnoot [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
handvat:
hantfát (L355p Peer)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|