23448 |
kast voor liturgische gewaden |
kast voor de miskleren:
kas veer de mesklieer (L355p Peer)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19826 |
kat |
kat:
kát (L355p Peer)
|
kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
flits:
flits (L355p Peer)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)]
III-3-2
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
kateliek (L355p Peer)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtūn (L355p Peer),
kǝtǫwn (L355p Peer)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
kaker:
kaker (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
kauw || kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kaseifel (L355p Peer),
kesui-fel (L355p Peer),
kezeivel (L355p Peer)
|
Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] || Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
strot:
strō.t (L355p Peer)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
nek:
strot wordt volgens de informant slechts weinig gebruikt.
neͅk (L355p Peer),
strot:
strood (L355p Peer)
|
Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keelgat:
keehjelgaat (L355p Peer)
|
Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)]
III-1-1
|