24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (L355p Peer),
wintergroen:
-
wintergrien (L355p Peer)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
24536 |
klit |
klis:
kles (L355p Peer)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
klokken:
klokǝ (L355p Peer)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
23299 |
klokje op het priesterkoor |
bel:
bel (L355p Peer)
|
Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23478 |
klokkenluider |
processieluider:
percessielauwers (L355p Peer)
|
De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23450 |
klokkenstoel |
balk bo de klok in hangt:
balk boe de klok in hengt (L355p Peer)
|
De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23463 |
klokkentouw |
klokkenzeel:
klokkezieel (L355p Peer)
|
Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
`n streng orden (L355p Peer)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18120 |
kloven |
kloven:
B.v. kloven inne haahn diet arige pijn.
kloven (L355p Peer)
|
Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|