23540 |
koorkap |
koormantel:
koeermantel (L355p Peer)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koeerstoel (L355p Peer)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L355p Peer)
|
koorts [RND]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
koeerzanger (L355p Peer)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kűǝt (L355p Peer)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (L355p Peer)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21644 |
kopergeld |
goud:
ps. omgespeld volgens Frings.
gōͅu̯t (L355p Peer)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
zjat (L355p Peer, ...
L355p Peer),
groter dan tas en teske
zjat (L355p Peer),
tas:
tas (L355p Peer),
tasje:
teskə (L355p Peer)
|
kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
33987 |
kopnet |
vliegennet:
[vliegennet] (L355p Peer)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|