e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuwenbek leeuwenmuiltje: -  liewemulke (Peer) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
legnest nest: nęst (Peer) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei lei: de lɛ-e (Peer), en lèe (Peer) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lei(en) lei(en): leh (Peer) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden laten dekken: lø̄tǝ dɛkǝ (Peer), leiden: lē̜n (Peer) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lē̜ǝn daǝk (Peer), lē̜ǝn dāk (Peer) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lemen knikker pannenklitser: De stenen knikkers zijn pannenkletsers  pannenkletser (Peer) Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
lemmer ijzer van het mes: indien \', dan is het dubbel omgespeld  ēͅi̯zər (Peer), mes: mɛs (Peer) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lendenen en kuil miltkuil(en): miltkuil(en) (Peer) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: lieənen (Peer) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1