e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liegen liegen: liegen (Peer, ... ), līgən (Peer) liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
lies lies: lis (Peer), liezen: lizǝn (Peer) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, I-9
lieveheersbeestje braaf beestje: ook in ZND 16, 006  brābēəzəkə (Peer), lievevrouwebeestje: ook in ZND 16, 006  livrōͅəbīəzəkə (Peer), vrouwbeestje: ook in ZND 16, 006  vrābēəzəkə (Peer) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: legən (Peer), liggen (Peer, ... ) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
ligger ligger: legǝr (Peer), ligger (Peer) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijkbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lijkbeiër (Peer, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijken litsen: letsǝn (Peer) De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.] II-3
lijkenhuisje dodenhuisje: dooienhuiske (Peer), lijkenhuisje: lijkenhuiske (Peer) Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lijnzaad, vlaszaad lijnzaad: lęi̯nzāi̯t (Peer), lijzend: lɛ̄zǝt (Peer) Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadmeel lijzendmeel: lęi̯zǝntmɛ̄l (Peer), lɛ̄zǝntmɛ̄ǝl (Peer) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5