| 31305 |
beitel |
beitel:
bētǝl (L355p Peer),
bē̜tǝl (L355p Peer),
bęjtǝl (L355p Peer)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
| 24301 |
bek |
bek:
bek (L355p Peer),
muil:
moul (L355p Peer)
|
bek [Willems (1885)] || muil [Willems (1885)]
III-4-2
|
| 21776 |
bekakt persoon |
hoogsnuit:
wat ’n hoewēgsnout (L355p Peer)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 21775 |
bekakt praten |
wel niet weten bo men van voortkomt:
dië wit wel nie boe ’m van voortkehmt (L355p Peer)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 21514 |
bekeuren |
tussenkrijgen:
tusschen krijgen (L355p Peer)
|
beboeten [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
| 21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bəkeͅstəgə (L355p Peer),
bəkostəgə (L355p Peer)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 33960 |
bellen aan het haam |
belletjes:
bɛlǝkǝs (L355p Peer)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
| 33945 |
bellen aan het hoofdstel |
klingeltjes:
kleŋǝlkǝs (L355p Peer)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|
| 21600 |
belofte niet houden |
zijn woord door de nek trekken:
woord door den nek trekken (L355p Peer)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
beloke poasen (L355p Peer),
belôeke paosche (L355p Peer),
bəlūkən pø͂ͅsən (L355p Peer)
|
Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] || De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|