22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marmere beelt (L355p Peer),
marmeren beeld (L355p Peer),
marmər bield (L355p Peer)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
fis:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
fes (L355p Peer)
|
steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
masker:
masker (L355p Peer),
mombakkes:
mombakkes (L355p Peer),
moͅmbakəs (L355p Peer)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
masteluin:
mastǝlɛi̯n (L355p Peer),
mengeling:
mengeling (L355p Peer)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L355p Peer)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L355p Peer)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L355p Peer),
mazelen (L355p Peer)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
en goue medalie (L355p Peer),
’n goue medalie (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20925 |
mede |
honingsmede:
honingsmee (L355p Peer),
mede:
mèè(è) (L355p Peer)
|
mede [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
compassie (L355p Peer)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|