e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neteldoek neteldoek: nētǝldok (Peer) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
neus (spotnamen) snuit: lang snout (Peer), wipneus: wipnazen (Peer, ... ) een lange neus [ZND 39 (1942)] || Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] III-1-1
neusgaten neuskotten: naaskoter (Peer) Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)] III-1-1
neusklem ring: rɛŋk (Peer) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusriem snuitriem: snǫu̯trim (Peer) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusring ring: ręŋk (Peer) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
neusvleugel neusvleugel: B.v. De beweeglijke boutekant vanne naas zijn de naasvleugels.  naasvleugels (Peer) Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)] III-1-1
nicht nicht: nicht (Peer) nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2
niet behouden niet vol: ni vǫl (Peer) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11
niet drachtig leeg: lē.x (Peer) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11