17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
recht vooruitstoten:
met de ehrem recht verout (L355p Peer),
vooruitstoten:
iets verout stoewehten (L355p Peer)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stelten:
B.v. din biehjen zijn just stelten.
stelten (L355p Peer)
|
Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechtse deem achter:
ręxsǝ dēm axtǝr (L355p Peer)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechtse deem voor:
ręxsǝ dēm vē̜r (L355p Peer)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
ezelsoren:
Dah kimt veehr bij hiejel slim minsen.
ezelsoehren (L355p Peer),
grote oren:
Dah kimt veehr bij hiejel slim minsen.
groewehte oehren (L355p Peer)
|
Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtfä:rdech (L355p Peer),
reͅchtvēͅrdech (L355p Peer)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rij (L355p Peer)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
rēͅgən (L355p Peer),
rege
reͅgə (L355p Peer),
regen
reͅgən (L355p Peer),
reger
reͅgər (L355p Peer)
|
regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
regeboog
rəgəbŏx (L355p Peer)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|