e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Peer) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roeper roeper: ps. omgespeld volgens Frings.  də ropər (Peer) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken brok, brok: brok, brok (Peer) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit mette, mette: mø̜tǝ, mø̜tǝ (Peer), mętǝ, mętǝ (Peer) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit mette, mette: mø̜tǝ, mø̜tǝ (Peer), mętǝ, mętǝ (Peer) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roepwoord voor de stier kom maar jong: kǫm mę jǫŋ (Peer) [N 3A, 13] I-11
roerdomp rozendomp: roezendomp (Peer) roerdomp III-4-1
roeren roeren: reeren (Peer), riere (Peer), riēren (Peer) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roest roest: rūst (Peer), roester: rustər (Peer), roestervlek: rūstervleͅk (Peer) roest [ZND 06 (1924)] III-4-4
roestplek ijzermaal: ijzermeul (Peer), ijzermoul (Peer) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1